autisme diagnose

Autisme kent diverse verschijningsvormen, die waarschijnlijk elk hun eigen genetische achtergrond hebben. Deskundigen spreken daarom ook wel van ‘de autismen’.

Lastig autisme diagnose te stellen

Doordat er zoveel genen bij de aandoening betrokken zijn, is het tot nu toe vrij lastig een diagnose te stellen met behulp van DNA-onderzoek. Verder zijn biomarkers – zoals een afwijkend bloedbeeld of afwijkende hersenactiviteit ook nog niet eenduidig vastgesteld. Toch boekt de wetenschap op dit gebied steeds meer vooruitgang. Dus een diagnose van autisme op basis van biologisch onderzoek lijkt niet ver weg.

Diagnose op grond van gedragskenmerken

Tot die tijd wordt de autisme diagnose nog volledig gesteld op grond van gedragskenmerken. Deze worden onderzocht op twee dimensies, die van sociale interactie en communicatie en die van repetitief gedrag en interesses.

Degenen die autisme kennen in hun omgeving zullen waarschijnlijk kenmerken herkennen op het gebied van sociale interactie. Ze hebben bijvoorbeeld moeite met het initiëren van contact. Of stappen juist op een vreemde manier op je af. Ze tonen vaak weinig emotie of empathie in een gesprek. Maar ook kan er sprake zijn van moeizaam communiceren. Ze maken bijvoorbeeld geen oogcontact en hebben moeite lichaamstaal te begrijpen.

Ze vertonen een gebrekkige taalontwikkeling of hebben juist een eigenaardig taalgebruik. De tweede dimensie van repetitief en gefixeerd gedrag is ook karakteristiek voor autisme. Ze kunnen helemaal opgaan in één onderwerp, zijn vaak sterk gehecht aan vaste gewoontes en kunnen obsessief gedrag vertonen.

Autismespectrum stoornis

Het internationale diagnostisch handboek voor de psychiatrie, de DSM-V, hanteert sinds 2013 officieel de term ‘Autismespectrumstoornis’ (ASS), waar nu samen met ‘klassiek autisme’ ook de diagnoses Stoornis van Asperger en PDD-NOS onder vallen.

De twee termen worden sinds de komst van de DSM-V niet meer gezien als losstaande diagnose. Ondanks dat ze tot op heden veel gebruikt werden in de diagnostiek.

Syndroom van Asperger

Het syndroom van Asperger verschilt met dat van het klassiek autisme erin dat er bij Asperger geen sprake is van een verstoorde taalontwikkeling. Mensen met deze diagnose zijn wel geneigd contact met anderen te zoeken.

Diagnose PDD-NOS

De derde veelgestelde diagnose in Nederland, PDD-NOS: Pervasive Developmental Disorder-Not Otherwise Specified. Dit is doorgaans een verlegenheidsdiagnose. Er is duidelijk ‘iets’ met deze kinderen, maar ze voldoen niet helemaal aan de criteria voor Asperger of klassiek autisme.

PDD-NOS was in de tijd van de DSM-IV dus het antwoord op de veelvoorkomende maar moeilijk te classificeren gevallen van autisme. Sinds de DSM-V wordt daarom de parapluterm van Autismespectrumstoornis gebruikt. Zodat vormen van autisme worden geclassificeerd in gradaties van ‘mild’ tot ‘ernstig’. Er wordt tegenwoordig dus breder gekeken naar de ernst van symptomen van autisme, in plaats van naar een specifiek syndroom.

Zekere diagnose

Het kan heel behulpzaam zijn een zekere diagnose te hebben. De diagnose kan gesteld worden door een GZ-psycholoog, bij voorkeur aangesloten bij een centrum voor Autisme. Dokter Bosman heeft hiervoor het Autisme Kenniscentrum. Je kunt bellen met 088 – 226 76 95 of vul het contactformulier in. De eerste stap is altijd een bezoek naar de huisarts voor een verwijzing.

Bijgewerkt: 28 juli 2017