Het opvoeden van kinderen gaat vaak met ups en downs en (gelukkig) bij niemand perfect. Het lastige aan opvoeden is de spiegel die je kind je voorhoudt. De eventuele “geesten uit het verleden” (fraiberg) waar je als ouder mee moet afrekenen en het voortdurende gevoel te hebben of je het wel goed doet. Maar wat als je kind niet ontwikkelt als het zou moeten? De juf op school geeft aan dat hij erg gesloten is, faalangstig of juist erg druk. Vaak worden ouders en hun kind dan doorverwezen naar een psycholoog of de GGZ. Aristoteles schreef eens: “De opvoeding heeft bittere wortels, maar haar vruchten zijn zoet.”
Aandacht voor ouderschap
Hoewel het belangrijk is om ons te concentreren op de hulpvraag van het kind. Is het net zo belangrijk om voldoende aandacht aan ouders en hun ouderschap te schenken. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw schreven Anthony en Benedek dat het ouderschap een ontwikkelingsproces is met een voortdurende wederzijdse afstemming tussen ouder en kind. Dit draagt zowel bij aan de ontwikkeling van het kind als aan die van de ouder. Alleen het kind zien gaat dus niet in ons vakgebied. Als we iets over het kind zeggen, zeggen we indirect ook iets over ouders. De interactie tussen ouders en kind en het ouderschap van ouders.
Waarom is ouderschap een belangrijke factor om mee te nemen?
Alice van der Pas beschrijft heel mooi hoe het ouderschap kwetsbaar maakt. Dat je als ouders het beste met je kind voor hebt. Dat in het achterhoofd houdend, betekent dat het voor ouders vaak een hele grote stap is om contact op te nemen met de hulpverlening. In diverse werken van Van der Pas beschrijft ze hoe je als hulpverlening om kan gaan met ouders. Zij noemt dit de ouderbegeleidende positie.
Ouderschap, drie belangrijke aandachtspunten
Van der Pas beschrijft het ouderschap als een driepoot:
- ouderschap impliceert besef van verantwoordelijk-zijn;
- alle ouderschap maakt kwetsbaar;
- de ouder vraagt consult en is eindverantwoordelijk.
Voor een grotere kans op succes in de hulpverlening is het belangrijk om deze punten goed in het achterhoofd te houden. Elke ouder heeft, vanuit het besef van verantwoordelijk zijn, het beste voor met zijn of haar kind (wat niet automatisch betekent dat elke ouder ook goede pedagogische vaardigheden laat zien!). Ouders vragen doorgaans geen hulp voor zichzelf maar voor hun kind. Impliciet zijn er wel vragen voor henzelf, zoals “hoe kan ik het beste omgaan met drukke gedrag van mijn kind” of “welke aanpak werkt het beste?” Zij vragen geen hulp voor hun eigen problematiek of eigen thema’s. Dit maakt direct het werk voor kinder- en jeugdpsychologen zo ingewikkeld, omdat je vaak in behandelingen bepaalde gedragingen bij ouders of thema’s ziet waar je (nog) niks mee mag of kan.
Van der Pas adviseert om de tijd te nemen. Ouders gaan pas praten als ze het gevoel hebben dat iemand oprecht geïnteresseerd is en ook de tijd voor hen neemt. Zij heeft hiertoe dan ook een interview, het ouderschapsgesprek, ontwikkeld, waarin op een neutrale, niet bedreigende manier in gesprek gegaan kan worden met ouders over gebeurtenissen tussen hen en hun kind en hun ouderschap.
Waarom is het zo belangrijk om de tijd voor ouders te nemen?
Wanneer hulpverleners te snel gaan of onvoldoende oog hebben voor het proces van ouders verlies je ouders in het proces. Zij raken ontevreden over de hulpverlening, komen niet meer opdagen of gaan op zoek naar andere hulpverlening. Ouders kunnen dan gezien worden als “shoppers” (ze gaan van de ene instelling naar de andere instelling), maar mogelijk voelen zij zich niet gehoord. Met ouders in gesprek blijven en aansluiten bij wat zij denken, voelen en willen kan helpen zodat ouders de hulpverlening een kans geven en niet verder gaan zoeken.
De praktijk, timing en dosering belangrijk
Hoewel de theorie van Van der Pas mij erg aanspreekt, zeker ook vanuit mijn positie als ouder, merk ik dat het in de praktijk als hulpverlener echt ingewikkeld is. Uiteraard heb ik ook successen gekend waar ouders zich eindelijk gehoord voelden als je de tijd nam. Maar ook ik ben als hulpverlener in sommige gevallen in de valkuil getrapt om snel te handelen. Daar komt ook bij dat zeker in crisissituaties het soms moeilijk blijft om ouders in de ouderbegeleidende positie te houden. Je ziet dat bijvoorbeeld het kind in de knel zit. Binnen teams zie je dan ook dat collega’s sneller willen dan de collega die de ouders ziet en spreekt. Timing en dosering is dan belangrijk maar wel altijd vanuit het oogpunt ‘wat heeft het kind nodig?’.
Terugkomend op Aristoteles: als hulpverleners kunnen we ouders helpen met de bittere wortels door naast hen te gaan staan en een luisterend oor bieden om vervolgens samen met hen te kijken wat er nodig is en hoe dit bereikt kan worden zodat ouders in staat zijn om te kunnen genieten van de zoete vruchten die de opvoeding hen oplevert.
Moniek werkt sinds augustus 2009 bij Dokter Bosman. Ze is breed georiënteerd op diverse psychiatrische problemen en doet zowel diagnostiek als behandeling van de kinderen die aangemeld zijn bij Dokter Bosman.