Blog: IQ onder 130 punten, niet hoogbegaafd?

Hoogbegaafdheid en IQ

Veel hoogbegaafde kinderen hebben een hoge intelligentie maar een onderontwikkelde manier van toepassen van die intelligentie. Om deze en andere factoren wordt hoogbegaafdheid niet altijd juist vastgesteld bij kinderen.

Hoogbegaafdheid en IQ

Afgelopen week las ik op social media een vraag van een ouder of haar kind nog wel hoogbegaafd was. Al jaren liet haar kind een ontwikkeling zien waarin het kind voorliep: kon al lezen in de kleuterklas, was enorm geïnteresseerd in specifieke onderwerpen en wilde van alles weten. Letterlijk “sponste” het kind informatie. Toen eenmaal het echte leer-onderwijs eraan kwam raakte het kind verveeld en minder gemotiveerd voor school: alles was te makkelijk en saai. Toen is er gekozen voor een intelligentieonderzoek, zodat er mogelijk pluswerk geboden kon worden of voltijd hoogbegaafdheid onderwijs gevolgd kon worden. Hoewel er verwacht werd dat het kind hoogbegaafd zou zijn, bleek dit niet uit het onderzoek. Kon het kloppen dat het kind niet hoogbegaafd was en het terecht het pluswerk werd onthouden?

Allereerst moet opgemerkt worden dat hoogbegaafdheid meer is dan een IQ boven de 130 punten. Hoogbegaafdheid zegt eigenlijk iets over het komen tot uitzonderlijke prestaties. Er moet ook sprake zijn van creativiteit en doorzettingsvermogen. Bovendien kunnen er tal van factoren een rol spelen waarom een kind niet het resultaat op een IQ test haalt dat vooraf wordt ingeschat.

Invloed vermoeidheid, faalangst of perfectionisme

Allereerst spelen factoren als vermoeidheid, faalangst en perfectionisme een rol. Een kind dat bijvoorbeeld heel gespannen is en daardoor slecht heeft geslapen, presteert waarschijnlijk minder goed. Een kind dat erg gespannen is bij aanvang van de test en bang is om fouten te maken zal daardoor waarschijnlijk langer de tijd nemen. Hij of zij wordt mogelijk afgerekend op deze strategie doordat het buiten de tijd tot antwoorden komt. Het is dus belangrijk om als onderzoeker alert te zijn op deze signalen en hierop te anticiperen. Dit door het kind bijvoorbeeld meer op zijn gemak te stellen.

Motivatie als factor

Daarnaast kan motivatie een rol spelen. Een kind dat niet wilt meewerken laat niet zien wat hij of zij kan. Het is dan belangrijk om te kijken of de motivatie vergroot kan worden. Soms is het nodig het onderzoek af te breken en een ander testmoment te kiezen. Andere factoren kunnen onder andere zijn: motorische problemen (moeite met het manipuleren van materiaal), concentratieproblemen, stemmingsproblemen en moeite om onder tijdsdruk te werken.

Invloed testleider

Maar ook factoren als de testleider en de intelligentietest spelen een rol bij het meten van IQ. Wat betreft de ‘testleider factoren’ kan het zijn dat het kind zich onvoldoende op zijn of haar gemak voelt, er misschien onvoldoende is doorgevraagd, of dat er een net wat strengere scoring wordt gehanteerd. Zeker bij hoogbegaafde kinderen die neigen naar onderprestatie is het heel belangrijk dat de onderzoeker ervaring heeft met hoogbegaafdheid. Ook moet de testleider weten hoe en wanneer er doorgevraagd moet worden en wanneer de test geïntroduceerd moet worden.

Verschillende intelligentietesten

Ook de test zelf maakt nog uit. In Nederland kennen we diverse intelligentietesten: de Wechsler-testen, de SON-R testen en de RAKIT. Elk van deze testen meet een deel van de cognitieve vaardigheden. Er bestaat namelijk geen test die alle cognitieve vaardigheden in één keer in kaart brengt. In 2007 stelden daarom Flanagan en Harrison voor om ‘cross-battery-testing’ te doen en zo meerdere aspecten met (onderdelen van) intelligentietesten in kaart te brengen naar het model van Cattel-Horn-Carrol-model (CHC-model).

Kortom, er kunnen tal van redenen zijn waarom een kind geen totaal IQ van 130 scoort, maar wel hoogbegaafd kan zijn. Het is altijd belangrijk om ook breder onderzoek bij het kind te doen. Verder is het belangrijk te kijken naar ontwikkelingsverloop en het functioneren door de jaren heen. Dan kan het dus toch zijn dat een kind misschien niet een IQ boven de 130 scoort, maar wel hoogbegaafd is. Het is daarom erg belangrijk om onderzoek bij vermoedens van hoogbegaafdheid te laten uitvoeren bij gespecialiseerde psychologen/orthopedagogen.

Moniek werkt sinds augustus 2009 bij Dokter Bosman. Ze is breed georiënteerd op diverse psychiatrische problemen en doet zowel diagnostiek als behandeling van de kinderen die aangemeld zijn bij Dokter Bosman.

Lees meer: Hoogbegaafdheid.

 

Bijgewerkt: 15 augustus 2017