Schriftelijke exposuretherapie is net zo effectief als cognitieve verwerkingstherapie in de behandeling van patiënten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Met de schrijftherapie kan zelfs hetzelfde resultaat bereikt worden in minder tijd. Dit blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Boston.
Onderzoek
De onderzoekers keken naar het effect van de behandeling van 126 volwassenen met PTSS. De ene helft van de patiënten kreeg schriftelijke exposuretherapie, de andere helft cognitieve verwerkingstherapie. Cognitieve verwerkingstherapie wordt tot nu toe als beste behandeling beschouwd bij PTSS.
Cognitieve verwerkingstherapie
Cognitieve verwerkingstherapie omvat twaalf therapiesessies en is gericht op het herkennen en tegengaan van problematische gedachten over zichzelf, anderen, de wereld en de traumatische gebeurtenis. Buiten deze sessies om moeten meestal nog opdrachten voltooid worden.
Schriftelijke exposuretherapie
De schriftelijke exposuretherapie bestaat uit slechts vijf therapiesessies. Patiënten schrijven tijdens deze therapie over de traumatische gebeurtenis die zij hebben meegemaakt. Ze ontvangen ook schriftelijke instructies, maar hoeven geen opdrachten buiten de therapie te voltooien.
Net zo effectief
Hoewel de schriftelijke exposuretherapie minder sessies omvat, bleek deze net zo effectief voor mensen met PTSS als de cognitieve verwerkingstherapie. Omdat er met de schrijftherapie minder sessies nodig zijn en er buiten de sessies om geen opdrachten uitgevoerd hoeven te worden, kan dit uitputting van de patiënt verminderen. Ook kan het een voordeel zijn dat de therapie minder tijd in beslag neemt.
bron: jama psychiatry