De samenstelling van de darmflora bij depressieve patiënten is anders dan bij gezonde mensen. Maar oorzaak en gevolg zijn niet duidelijk. In Nature Microbiology rapporteren Mireia Valles-Colomer e.a. de resultaten van een onderzoek onder 1054 personen bij wie ze met sequentietechnieken het microbioom bepaalden. 173 van hen waren gediagnosticeerd als depressief en/of scoorden laag op een vragenlijst (de bekende RAND-36).
Depressieve patiënten
Juist bij deze laatste groep bleken twee bacteriesoorten, Coprococcus en Dialister, niet of in veel mindere mate voor te komen in de darmflora. Ook na correctie voor geslacht, leeftijd, gebruik van antidepressiva – die allemaal van invloed zijn op de samenstelling van het microbioom – bleven deze resultaten overeind. Bovendien bevestigde een soortgelijk onderzoek onder 1063 Nederlandse personen de vondst: ook voor hen gold dat dezelfde twee bacteriesoorten afwezig waren bij depressieve patiënten.
Aanmaak dopamine
Uiteraard vragen de onderzoekers zich af wat de link zou kunnen met depressie. Het lijkt erop dat Coprococcus betrokken is bij de aanmaak van dopamine en het anti-inflammatoire butyraat. Dat laatste is opmerkelijk omdat ontstekingsprocessen in de hersenen wel in verband zijn gebracht met depressie.
Nature
In Nature noemt de Ierse neurowetenschapper John Cryan de uitkomsten van het onderzoek een belangrijke stap voorwaarts. Tot nu toe wezen alleen kleinschalige, vaak dierexperimentele studies in de richting van een verband tussen depressie en veranderde darmflora. Er lopen inmiddels studies waarbij het effect van probiotica en fecestransplantaties wordt nagegaan bij patiënten met een depressie.
Bron: Nature.com