Veel mensen worden somber en lusteloos als de dagen weer korter worden. We noemen dat een herfstdip, of winterdepressie. Maar wat is het oordeel van de wetenschap? Bestaat dit echt of praten we het onszelf aan? Radio1 zet de antwoorden op een rij.
Kan de herfstblues ons echt depressief maken?
Na het verzetten van de klok eind oktober daalt het besef ineens hard in: de dagen worden weer korter. In het duister van de naderende winter voelen veel mensen een dip in hun gemoedstoestand. In de volksmond wordt dit de herfstdip of winterdepressie genoemd en het gaat vaak gepaard met somberheid, lusteloosheid en pessimisme. Toch is er in de wetenschap nog onenigheid over of deze ‘aandoening’ officieel erkend moet worden.
Wetenschappers wikken en wegen: wel of geen werkelijke winterdepressie?
Er is wel een officiële naam: seizoensgebonden depressie. De aandoening werd voor het eerst geconstateerd in de jaren 80, en is daarna gezien als een variant van ‘gewone’ depressie. In 2016 kwam een studie uit die het bestaan van de winterdepressie betwistte. Er is een enquête gedaan onder ruim 34.000 Amerikanen. En daaruit bleek geen verband aangetoond te kunnen worden tussen symptomen van depressie en seizoenen, of de kortere dagen van noordelijke woonplaatsen.
Maar andere wetenschappers vinden de conclusie dat seizoensgebonden depressie niet bestaat te kort door de bocht. Ze wijzen er onder meer op dat er niet naar de specifieke klachten van winterdepressie is gevraagd. En ook dat men de geënquêteerden beter meerdere seizoenen had kunnen ondervragen in plaats van een enkele keer. Hun belangrijkste argument is echter dat er veel bewijs is dat een behandeling als lichttherapie werkt tegen de herfstdip. Dit is een therapie waarbij je met behulp van een speciale lamp aan extra licht wordt blootgesteld.
Wat kan de psychiatrie ons vertellen?
We vroegen Aart-Jan Beekman, psychiater bij het VUmc en voormalig voorzitter van de Nederlandse Vereniging Psychiatrie, of de winterdepressie een echte aandoening is. “Persoonlijk denk ik wel dat dat mogelijk is. Er zijn mensen gerapporteerd die in een bepaald seizoen depressief zijn, het niet meer zijn nadat het seizoen gepasseerd is, en dan het volgende jaar opnieuw last hebben van een depressie.”
Beekman vertelt dat het een seizoensgebonden depressie heet, omdat het ook voorkomt dat mensen juist in de zomer of lente depressief worden. Toch is het vooral een winterfenomeen. En dat wijst ook op een mogelijke oorsprong van de aandoening: “Er is een hypothese dat het nog een genetisch restantje kan zijn van toen we nog in de oertijd rondliepen. Dan zouden we er belang bij hebben om veel te slapen en zo veel mogelijk te eten in de donkere dagen, omdat er weinig voedsel beschikbaar is. Maar voor alle duidelijkheid: dat idee is nog niet bewezen.”
Beekman wijst er wel op dat het een weinig voorkomende aandoening is, ongeveer 0,5 tot 1% van de Nederlanders heeft er last van. “Winterdepressie lijkt wel een beetje een mode, maar het komt minder voor dan we denken. Het is best normaal dat je het weer niet fijn vindt, maar dat is wat anders dan depressief zijn.”
Voor alle mensen die een herfstdip krijgen heeft Beekman enkele tips: “Veel bewegen, sporten, en ook ’s ochtends in het daglicht lopen. Dus ook de fiets nemen of wandelen in plaats van binnen te zitten of met de auto naar het werk rijden.” En lachend voegt hij daar nog aan toe: “En lekker eten en lekker slapen in plaats van veel eten en veel slapen helpt ook.”
Dit artikel is verzorgd door de wetenschapsredactie van De Kennis van Nu (NTR).
Bron: nporadio1.nl