In een autisme onderzoek is wellicht de eerste genetische link gevonden. Een prikkelende discussie over autisme steekt de kop op. Tweelingonderzoek zou aantonen dat een duidelijke genetische link voor de aandoening bestaat.
Toch is niet elke wetenschapper het hier mee eens, zo meldt Radio1. Het komt vaak voor dat mensen met autisme geen oogcontact maken met de persoon tegenover hen. Een groot oogonderzoek bij tweeling-peuters suggereert nu dat deze afwezigheid van oogcontact een eerste direct genetisch bewijs voor autisme zou zijn.
Autisme onderzoek
Voor deze conclusie onderzochten Amerikaanse wetenschappers de oogbewegingen van meer dan tachtig paren eeneiige en twee-eiige tweeling-peuters. Dit deden zij in bepaalde sociale situaties. Hun opzet was niet om te onderzoeken of de tweelingen al dan niet oogcontact probeerden te maken. Daarmee was het niet van belang dat de tweelingen een risico op autisme hadden of niet, maar om te controleren hoe identiek hun oogbewegingen waren.
De onderzoekers zagen dat de oogbewegingen van de eeneiige tweelingen voor 91% procent identiek waren. Die van de twee-eiige maar voor 35%. Dat is interessant, omdat eeneiige tweelingen bijna genetisch identiek zijn, terwijl bij de twee-eiige tweelingen ongeveer 50% van het DNA gelijk is. Het feit dat de oogbewegingen bij de eeneiige tweelingen dus veel meer identiek lijken te zijn dan bij de twee-eiige tweelingen, is een sterke aanwijzing dat de manier van kijken in sociale situaties inderdaad genetisch bepaald is.
Een mysterie: de biologie achter autisme
Hoewel autisme mogelijk gedeeltelijk het gevolg is van omgevingsfactoren, is het ook iets dat iemand genetisch kan overerven. Maar wat er biologisch of genetisch dan zo anders is tussen mensen met en zonder autisme, is tot nu toe een mysterie gebleven. Niet voor niets wordt autisme daarom nog altijd uitsluitend gediagnosticeerd aan de hand van een reeks mogelijke gedragskenmerken. De manier van kijken naar sociale situaties is een van die kenmerken. Volgens de onderzoekers lijkt deze dus genetisch bepaald te zijn.
Realiteit toch ingewikkelder
Carolien Rieffe, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan Universiteit Leiden, heeft vraagtekens bij de conclusie van de onderzoekers. “Andere zaken kunnen evengoed bepalend zijn voor de sturing van oogbewegingen bij de tweelingen”, zegt Rieffe. “Zo weten we dat in de eerste maanden na de geboorte de zintuiglijke ontwikkeling van kinderen op gang komt. Ook op dat moment bestaan er al verschillen in de gevoeligheid die peuters hebben voor zintuiglijke informatie. Sommige kinderen zullen bij hard geluid of veel licht overprikkeld raken en zich afsluiten voor andere prikkels. Kortom, het is die gevoeligheid voor prikkels die misschien genetisch bepaald kan zijn. Het mijden van oogcontact is dan een gevolg. ”
Kunnen die overgevoeligheid en vroege sociale afsluiting dan ook niet bijdragen tot de vorming van autisme? “Dat kan”, zegt Rieffe. “Bij kinderen met autisme wordt dat vaak genoemd als mogelijke basis. Toch krijgen niet alle kinderen die geen oogcontact maken later autisme. Het omgekeerde geldt ook. Niet alle mensen met autisme maken weinig oogcontact.”
Volgens Rieffe is in de eerste levensmaanden ook weinig verschil te merken in de mate van oogcontact tussen kinderen die later wel of niet de diagnose autisme krijgen. “Een belangrijke factor voor vroegsignalering blijft toch minder interesse in de mensen om het kind heen,” zegt de psychologe. “En dat kan met of zonder oogcontact.”
Dit ingekort artikel werd verzorgd door de wetenschapsredactie van De Kennis van Nu (NTR). Klik hier om de volledige versie te lezen.
Bron : nporadio1.nl